Jacq Zinken
Ode op de Gildenwijk
Gorkum teerde vele jaren Voor zijn roem op martelaren Maar het was ook gilden rijk En vandaar de Gildenwijk Met een schilder en een grutter Met een snijder en een twijnder Met een tapper en een brouwer Met een wever en barbier En je vond er ook nog makers Van een pijp of van een hoep Had je pijn: de chirurgijn Wou je drank: de kastelein Maar ik denk dat niemand weet Wat een schuitenvoerder deed Welke zak de drager droeg Aan welk wiel de draaier draaide Of hoe zwart de verver verfde Buiten al die handwerkslieden Had je ook nog ambtenaren Als de drossaard en de baljuw En de schepen en de schout En die zorgden met hun rakkers Voor bestuur en stadsbehoud Al die mensen vormden samen Iets wat nu een netwerk heet En het gilde was een groepsapp Want het deelde lief en leed Dus als de wijk ons nu iets leert Dan is dat deze wijsheid wel: De mens zocht altijd al verbinding Want leven is een samenspel |
De Bilspleetman
Ik zag vandaag de Bilspleetman Hij zat hier voor de Binnenhof En beet, zo leek het, in het stof Maar daar kwam dus die bilspleet van Hij maakte eigenlijk de straat Die hier wel toe was aan herstel Het moet gezegd, dat zag je wel: Hij werkte zich er uit de naad Ik had dus wel met hem te doen En wilde toen die spleet bedekken Door dan zijn broek maar op te trekken Maar dat kón niet met goed fatsoen En sterker nog: ik schrok ervan Want toen opeens zag ik pas goed Wie zich voor zoiets schamen moet: De kijker, niet de bilspleetman Toen ik betrapt naar binnen wilde Zag ik dat kleine speldje pas En las ik waar hij lid van was: Het Gorkums Bilspleetmannengilde |
Het Stegenplan
De steegjes in de stad zijn als de kreekjes in de Biesbosch Ze houden zich er schuil voor wie op zoek is naar vertier Maar wie erin verdwaalt kan zich in alle rust vermaken Met binnenstadse stilte en geluk als souvenir Die steegjes zijn maar dunne draadjes in het weefsel van de stad Dus moet je die ook goed beschermen als je zo’n steeg op waarde schat |